Executie Perpetua (22) in 203 na Christus

14-11-2025
Het is het jaar 203 na Christus. In Carthago gonst de stad van leven, maar onder de pracht van marmer en mozaïek groeit een stille revolutie. Een jonge vrouw, Perpetua, leeft tussen twee werelden: die van Romeinse rijkdom en die van een verboden geloof. Ze is tweeëntwintig, moeder van een babyzoontje en dochter van een vooraanstaand man. Maar wat haar hart werkelijk vervult, is haar liefde voor Jezus Christus. 

Keizer Septimius Severus verbiedt het christelijk geloof. Wie Jezus volgt, riskeert de dood. Toch aarzelt Perpetua geen moment om Hem te dienen. Samen met haar dienstmeisje en zuster in het geloof Felicitas, die hoogzwanger is, en enkele andere gelovigen wordt ze gearresteerd. De cel waarin ze terechtkomen is donker, vochtig, en verstikkend. Maar Perpetua klaagt niet. Ze schrijft haar ervaringen op in een dagboek, elke zin is een getuigenis van geloof en moed. 


"Ik kan mezelf niet anders noemen dan wat ik ben: een christen"
Perpetua (22)

"Denk aan je kind"


Haar vader bezoekt haar in de gevangenis. Hij smeekt haar: “Zeg dat je geen christen bent. Denk aan je kind, Perpetua!”

Ze kijkt hem aan, haar stem klinkt vast: “Ziet u die kruik daar? Kun je die anders noemen dan een kruik? Zo ook kan ik mijzelf niets anders noemen dan wat ik ben: een christen.”
Perpetua schrijft dat zijn verdriet haar pijn deed, vooral omdat hij zich niet kon voorstellen dat de marteldood haar tot de hemelse glorie zou brengen.

"Kerker wordt paleis"


Ze laat zich kort na haar arrestatie dopen in de gevangenis en terwijl het water over haar hoofd stroomt, ervaart ze de kracht van de Heilige Geest om stand te houden. Hoewel ze merkt dat God bij haar is, doet het gescheiden zijn van haar baby haar veel verdriet. Vrienden kopen gevangenisbewakers om, zodat ze haar kort kunnen bezoeken. Naast eten nemen ze familieleden en haar zoontje mee, dat ze waarschijnlijk bij zich mag houden in de gevangenis.

“Ik werd sterk en was verlost van mijn zorgen en bezorgdheid over mijn kind,” schrijft ze daarna. “En de kerker werd voor mij als een paleis.”  

Perpetua en vaderPerpetua en vader


Publieke executie


Op de dag van het proces staat ze fier voor de rechter. Haar vader verschijnt weer, haar kind in zijn armen. “Heb medelijden met je kind!” roept hij wanhopig uit. Maar Perpetua antwoordt enkel: “Ik ben een christen.”

De veroordeling volgt snel: de arena. Zij en haar medegelovigen worden veroordeeld tot een publieke executie — een gruwelijk schouwspel voor het volk.

Op 7 maart betreden ze het amfitheater van Carthago. De lucht is zwaar, op de tribunes met tienduizenden toeschouwers is de spanning voelbaar. Maar Perpetua en haar metgezellen lopen kalm, bijna verheugd, de arena in. Ze weten dat dit niet het einde is, maar een doorgang.

"Ik wil God in vreugde ontmoeten"


Felicitas, die kort voor haar terechtstelling is bevallen van een dochter en Perpetua worden halfnaakt de arena ingestuurd, bedoeld om hen te vernederen. Een dolle koe verwondt hen beiden. Perpetua blijft overeind. Bloed druipt langs haar gezicht. Ze vraagt of ze haar losgeraakte haar mag vastbinden, want los haar staat voor rouw en zo wil ze niet voor het aangezicht van God verschijnen. “Ik wil mijn God niet ontmoeten in rouw, maar in vreugde,” zegt ze.

Een jonge gladiator nadert, zijn hand beeft. Hij durft haar niet te doden. Ze glimlacht, pakt zijn hand en leidt het zwaard naar haar keel. Tot op het laatste moment behoudt ze haar waardigheid. “Blijf sterk in het geloof,” zegt ze. “Heb elkaar lief.”

En met die woorden sterft ze — niet als slachtoffer, maar als overwinnaar.
Terug naar overzicht